Begin hier

of
HIER

met het lezen van mijn verdwaal-verhaal. Dit verhaal gaat niet gewoon van a naar b naar c, maar het kronkelt in allerlei richtingen en slaat vreemde zijpaadjes in. En jij bepaalt, welk pad je neemt.



maandag 29 november 2010

Hoog tijd om op te houden met de rondjes

Jemima schrok wakker. Ze was nog steeds koortsig en moe, maar haar ogen keken uit zichzelf. Zolang had ze gezocht naar een prins, dat haar ogen de prins ontdekten terwijl haar geest nog half in slaap was. Ze was te rillerig om na te denken, maar haar handen grepen uit zichzelf. Zo vaak al had ze zich ingebeeld wat haar handen zou doen als ze een prins te pakken kreeg, dat die handen de prins grepen terwijl haar geest al weer wegdoezelde.
Prins?
Ja, een prins! Een heuse zoon van de Sultan had ze gevangen!
Haar linkerhand tilde hem van de grond, haar rechterhand klemde zijn mond dicht zodat hij niet kon schreeuwen, en zo nam ze hem mee. Het was zo snel gegaan dat haar voeten niet één enkele stap verloren waren.
Ze bleven maar hun eeuwige rondjes om het paleis lopen. Na een half uurtje kwam Jemima een beetje bij uit haar koorts. Toen pas ontdekte ze, tot haar grote verbijstering, dat ze een prins gevangen had.
Hoog tijd om op te houden met die domme rondjes om het paleis, begreep ze. Zo snel haar oude (en vermoeide en zieke) voeten haar dragen konden schuifelde ze naar het huisje van de oude kleermaker Kafoer.
Ze had geen hand vrij om te kloppen - tenminste dat dácht ze. Eigenlijk was het helemaal niet nodig om de mond van de prins dicht te houden. Jemima's kleren stonken zo verschrikkelijk dat hij meteen bij de botsing al was flauwgevallen en hij was nog altijd niet bijgekomen.
Jemima duwde met haar voet de deur van het kleermakerswinkeltje open en riepenthousiast: 'Kafoer! Ik heb er één! Ik heb een prins ontvoerd!'

Toen pas zag ze dat Kafoer bezoek had.

zaterdag 27 november 2010

Niet bepaald onopvallend

Het was een zacht, schuivend geluidje. Alsof iemand, die op een stoffige vloer in de schaduwen stond, even zijn gewicht op zijn andere been liet rusten. Omdat zijn ene been moe werd.
Omdat hij al een tijdje stond te kijken.
Naar iets of iemand in de fabriekshal.
Michael keek voorzichtig om zich heen.
Was hier nog iets of iemand?
Nee. Hier was alleen maar Michael.
Dus stél nou... Stél je nou eens voor dat die boef inderdaad in de schaduwen stond te kijken...
Dan staat hij dus naar mij te kijken, dacht Michael.
Hm.
Een boef die naar me staat te loeren in de schaduwen van een grote, lege fabriekshal...
Waar niemand me kan horen...
Waar ik helemaal alleen ben...
Misschien moet ik hier maar voorzichtig vandaan gaan. Onopvallend.
Hij keek heel onopvallend om zich heen. Eigenaardig: de omgeving was een soort vage streep geworden.
Alsof alles heel snel langs Michael heen vloog.
Michael keek naar beneden. Naar zijn voeten.
Die gingen nogal op en neer.
Aha, begreep Michael.
Ik ben aan het rennen. Hard.
Niet bepaald onopvallend, maar ja, blijkbaar zijn mijn voeten alvast begonnen terwijl ik aan het nadenken was. Ik kan maar beter doorlopen, nu ik er toch eenmaal mee begonnen ben.
Onder het rennen probeerde hij te luisteren: kwam de inbreker achter hem aan?

dinsdag 23 november 2010

Er zat een hoop rommel tussen

Kafoer was een onbelangrijk man: een oude kleermaker zonder geld en zonder familie. Zonder zwaard ook; hij was dus gedoemd zijn hele leven onbeduidend te blijven. Want iedereen die in de wereld vooruit komt, doet dat dankzij zijn geld, zijn machtige familie of de kracht van zijn zwaard-arm.
Wat Kafoer wél had: een scherp verstand. En een goed hart.
Die eigenschappen leverden hem geen roem of rijkdom op, maar wel een hoop vrienden en als je hem zag zitten, vrolijk fluitend aan het werk op het stoepje van zijn kleine winkel - dan zou je bijna denken, dat hij daar tevreden mee was.
Terwijl, om eerlijk te zijn, die vrienden... Daar zat een hoop rommel tussen. Nep-vrienden, die alleen maar aan hem dachten als ze hem nodig hadden. Voor de goede raad van zijn scherpe verstand.
Of om iets te 'lenen' van het kleine beetje geld dat hij had.
Of als hun broek gerepareerd moest worden. Gratis, want daar ben je vrienden voor, nietwaar?
Zulk soort vrienden dus.

Op een dag kwam er een oude vrouw zijn winkel in. Een huilende oude vrouw, met veel tranen en gesnotter en gejammer.
Kafoer kende haar wel. Ze heette Jemima, en ooit - Dertig jaar gelden? Veertig? - was hij vreselijk verliefd op haar geweest.
Maar ze was met een ander getrouwd, en ze zagen elkaar nog maar zelden.
Alleen als Jemima iets van hem nodig had, om precies te zijn.
Wat zij was er ook zo ééntje.

Toch was Kafoer blij haar te zien, want als je eenmaal echt verliefd bent geweest, dan gaat dat nooit meer helemaal over.
'Ach Jemima,' riep hij blij, 'wat leuk dat je me komt opzoeken! Ach, ach, Jemima! Je bent geen spat veranderd, je bent nog net zo mooi als vroeger.'
Dat laatste, dat zei hij alleen maar uit aardigheid. Want er was natuurlijk niks van waar.

zondag 21 november 2010

Een helemaal verlaten fabriek.

Het was er donker.
In de hal, waar je binnenkwam, was het niet meer dan schemerig. Daar viel nog wat licht naar binnen door de vuile, gebarsten ramen. Er lag stof en gruis op de vloer, dat zachtjes knarste onder Michael's voetzolen. Verder was er helemaal niets.
Michael had geen idee wat er normaal gesproken in zo'n fabriekshal hoorde te staan - machines? Stoelen, banken, een bureau? Schoonmaakspulletjes?
In ieder geval was het duidelijk dat alleen een helemaal verlaten fabriek zo leeg kon zijn als deze.
Het meest opvallende ding dat er niet was, was de schurk. Waar was die gebleven?
Michael keek naar de vloer. Het was hier zo stoffig als wat, dus je zou de voetstappen van de schurk duidelijk moeten kunnen zien.
Maar nee. Michael zag niks. Als hij heel eerlijk was: het kon aan hem liggen. Hij had nog nooit aan spoorzoeken gedaan. In films ging dat altijd heel makkelijk. Je keek een keer naar de grond en je zei: 'Gisteren om half drie is hier een groep gewapende mannen langsgekomen. Ze droegen twee vastgebonden gevangenen met zich mee. De helft van de mannen was verkouden, de andere helft had last van spetterpoep.'
Michael tuurde en tuurde, maar hij zag nergens een voetstap.
Of misschien zag hij ze wel, maar herkende hij ze niet.
Er ligt hier in ieder geval, dacht hij grimmig, géén spetterpoep. Dat zou ik nog wel herkennen. Denk ik.

Op dat moment hoorde hij, in een donkere gang recht voor hem, een geluidje.

vrijdag 19 november 2010

Dat is lang geleden!

'Nog even mooi als vroeger?' Jemima moest er waarachtig van blozen. 'Daar meen je niks van,' zei ze.
'Nee inderdaad,' glimlachte Kafoer, 'daar meen ik geen ene bal van.'
Hm. Jemima's gezicht verstrakte. Dat was nou ook weer niet precies het goede antwoord.
Kafoer had het niet in de gaten. 'De laatste keer dat ik je zag,' ging hij verder, 'waren je wangen nog rood en je voorhoofd had nog geen enkel rimpeltje. Je haren waren nog zwart en je had een baby in je armen.'
'Ach,' zei Jemima, 'Dat is lang geleden! Dat je dat nog weet!'
'Ja natuurlijk,' zei Kafoer. 'Ik zie haar nog voor me. Wat een lief klein hummeltje was die dochter van jou!'
'Nou, ik kan je zeggen: ze is groot geworden. Ze is getrouwd, en ze is zelf ook al een moeder geworden; ze heeft een dochtertje gekregen. Dat is dus mijn kleindochter. Anies heet ze. Ze was een heel mooi babytje, Anies, en toen ze ouder werd, kon je steeds beter zien hoe bijzonder ze wel was.
Ze was verreweg het mooiste meisje dat je ooit gezien hebt. Dat vind ik - ja, dat is normaal want ik ben haar oma. Maar alle mensen uit de buurt dachten er net zo over. Ze vonden haar niet alleen mooi, ze waren ook onder de indruk van haar lieve karakter. Ze was altijd vriendelijk en vrolijk.
Iedereen zei, dat ze een glanzende toekomst tegemoet ging.
Maar haar ouders waren er niet gerust op.'

donderdag 18 november 2010

Gevaarlijke boeven met domme gezichten

De man in het nette pak stak zijn arm door het gat waar het raam had gezeten. Hij haalde de deur van het slot, verborg het breekijzer onze zijn jas en ging de fabriek binnen.
Jij en ik zouden dan de politie bellen, nietwaar? Als we een overduidelijke boef zagen inbreken in een verlaten fabriek?
Maar helaas, jij en ik waren daar niet. Michael was er.
En Michael had in zijn leven al veel tv gekeken. Spannende kinderfilms, daar hield hij van. Films waarin dappere kinderen het moeten opnemen tegen gevaarlijke boeven. Films waarin de kinderen het altijd winnen. Door hun slimheid en handigheid. En eigenlijk ook wel een beetje doordat de gevaarlijke boeven altijd oerstom zijn. En omdat de boeven nooit iets gevaarlijkers doen dan een dom, boos gezicht trekken.
Hij had nog nooit een échte boef ontmoet.
Dus hij ging niet naar de politie.
Hij ging de fabriek in.
Achter de boef aan.

maandag 15 november 2010

5000 bloemkolen

Anies was nog veel te jong om te trouwen, maar haar ouders waren toch alvast begonnen met zich zorgen te maken.
"Wie wil er nou trouwen met een meisje zonder geld?" tobden ze. "Onze arme kleine meid zal eenzaam door het leven gaan. Altijd alleen!"
"Onzin," zei ik. "Ze is nu al het mooiste meisje van de stad. Als ze straks oud genoeg is om te trouwen zullen de jongens zich om haar verdringen, let maar op!"
Ze wilden niet naar me luisteren. Ze wilden alleen maar jammeren en zeuren. En manieren verzinnen om snel rijk te worden.
Toen, op een onzalige dag, hoorden ze dat in het Koninkrijk Overzee de bloemkool-oogst mislukt was. Voor bloemkolen werd daar erg veel geld betaald.
Omdat bij ons de bloemkool juist erg goedkoop was, verzonnen mijn dochter en haar man een plannetje. Ze verkochten hun huis en al hun spullen en voor het geld kochten ze vijfduizend bloemkolen. En ze huurden een schip. Daarmee zouden ze naar het Koninkrijk Overzee varen en daar zouden ze de kolen met heel veel winst verkopen.
Ze gaven Anies aan mij, zodat ik voor haar kon zorgen totdat ze terug waren.
"Als we terugkomen," zeiden ze, "zijn we stinkend rijk en dan kan onze kleine Anies trouwen met wie ze maar wil!" Met die woorden namen ze afscheid. Ze omhelsden ons, zwaaiden nog een keer, en gingen aan boord van het schip. Dat vertrok en was al snel niet meer te zien.
Anies ging met mij mee naar huis en samen wachtten we op de terugkeer van haar ouders.
Helaas! Hun schip werd overvallen door piraten. Nou, dan moet je net mijn schoonzoon hebben: die mept met z'n eigen handen een lek in het schip, liever dan toe te staan dat een bende piraten het in handen krijgt. Heel heldhaftig allemaal, complimenten, maar dat wil dus wel zeggen dat je verzuipt. En je vrouw erbij. Mijn dochter dus.Toen had mijn kleindochter ineens geen ouders meer.

Ingewikkeld voor een hond

Willie zat te trillen.
Hij kon niet zo goed ruiken als Garf, maar het was ook voor hem wel duidelijk dat de nieuwkomer een slechterik was.
Want hij kende deze man goed.
Heel goed zelfs.
Deze man was zijn baasje geweest, zijn tweede baasje. Degene die het leuk vond om hondjes te schoppen.
Piepend vertelde hij dit nieuwtje aan Garf.
'Zo,' zei Garf, 'is hij dat. Verbaast me niks. Laten we die kerel maar eens van dichterbij gaan bekijken.'
Willie ging plat op de grond liggen en keek Garf aan. Met zijn ene oog keek hij verontschuldigend, alsof hij wilde zeggen: het spijt me Garf, maar ik ben te laf om mee te gaan.
Met zijn andere oog keek hij uitdagend, alsof hij bedoelde: het kan me niet schelen wat je doet of zegt - al moet ik erom vechten, mij krijg je niet mee.
Garf haalde zijn schouders op. Wat voor een hond een heel ingewikkelde beweging is. Daarna ging hij door de struiken in de richting van de fabriek.
Want daarheen was de man op weg, dat was duidelijk.

donderdag 11 november 2010

Elke dag mooier

Sindsdien woonde Anies bij mij in huis, en ik zorgde nog beter voor haar dan ik voor mijn eigen dochter had gezorgd.
Ze was niet alleen mooi, maar ook lief: ze hielp me bij alle klusjes in huis, zonder dat ik het haar hoefde te vragen.
Wij waren dol op elkaar, en we waren altijd samen. We kookten samen ons eten en aten het samen op. We gingen samen naar de markt en kwamen samen weer thuis.
Iedereen, die Anies zag lopen, riep onmiddellijk: "Wat een mooi meisje is dat! Haar ogen zijn helder en glanzend als dauwdruppels; je kunt wel zien dat ze nog nooit een kwaadaardige gedachte heeft gehad, laat staan dat ze ooit een slechte daad zou doen. Oh, wat benijden we jou, Jemima! Het moet heerlijk zijn om zo'n mooi en lief meisje als kleinkind te hebben."
Ach, wat was ik altijd trots als ik naast haar door de stad liep!
Soms ging ik zelfs extra lang wandelen, omdat ik geen genoeg kon krijgen van alle bewondering en loftuitingen. Dan had mijn kleine schat de blaren op haar voetjes staan, en ze huilde bijna van de pijn, maar ik kwam juist helemaal opgewekt en verfrist thuis, na die urenlange tochten.
Anies werd elke dag mooier, en de mensen raakten niet over haar uitgesproken.
Maar gisteren, toen ik met mijn lieve meiske thuiskwam van de markt - zij draagt altijd mijn boodschappen want ik ben oud en vermoeid en een kind van veertien van veel meer sjouwen dan je denkt - toen stonden er opeens vijf kerels voor de deur van mijn huisje.
Vier van hen waren soldaten en de vijfde was een klein dik kereltje met peperdure kleren aan.

woensdag 10 november 2010

Hard en gevaarlijk

De nieuwkomer kwam niet, zoals de jongens, door de struiken geslopen. Over de parkeerplaats kwam hij aangewandeld. Heel rustigjes, alsof hij daar elke dag liep.
Garf snoof en gromde. De geur van deze man beviel hem niet.

Het leven van Garf was hard en gevaarlijk. Sommige mensen vinden zwerfhonden eng, anderen vinden ze zielig. Maar er zijn ook mensen die denken: niemand let op een zwerfhond. Dus die beesten kun je schoppen zo hard als je wilt. Niemand die het ziet, niemand die klaagt.
En de honden onder mekaar zijn ook niet altijd even aardig. Een zwerfhond heeft altijd honger, en als een andere hond eten heeft - nou, dan pak je dat toch gewoon?
Van zo een leven word je zelf ook hard. En gevaarlijk. En je leert beter opletten dan gewone schoothondjes ooit voor mogelijk houden.
Garf kon gevaren ruiken. Hij kon het ruiken als er iemand in de buurt kwam, maar dat is niet bijzonder. Dat kunnen alle honden. Garf kon het ook ruiken als iemand kwaad in de zin had. Van plan was hem pijn te doen, bijvoorbeeld. Of zijn eten af te pakken.
En wat hij nu rook, dat had hij nog niet eerder geroken. Maar hij wist meteen wat het was.
Het was de geur van slechtheid, de geur van een door en door boosaardig wezen.

maandag 8 november 2010

Bijna geen wetten - zó handig!

Het was de vizier van de Sultan. Hij wreef in zijn dikke handjes en zei: "Ik heb goed nieuws voor u! Uw kleindochter is zó lief en zó mooi - ze mag met de zoon van de sultan trouwen!"
De schrik sloeg mij om het hart. In paniek stamelde ik: "Wie... wat... zoon? Welke zoon?"
"Oh, welke zoon precies, dat kan ik nog niet zeggen," zei het mannetje luchtig en hij wapperde vaag met zijn handjes. "Maar de Sultan heeft honderd en drieëntwintig zonen, dus er zal er allicht eentje tussen zitten die met haar wil trouwen."
"Maar dat wil zij helemaal niet!" riep ik. Ik trok mijn arme meisje dicht tegen me aan. Alsof ik haar zo kon beschermen tegen de macht van de Sultan!
"Wat een onzin", riep de vizier. "Natuurlijk wil ze graag met de zoon van de sultan trouwen. Dat willen alle meisjes. Staat in het wetboek namelijk." Hij haalde een klein boekje uit zijn zak. "Zó handig, dat we bijna geen wetten hebben. Het hele wetboek past in je binnenzak, en dan is er nog ruimte zat voor je portemonnee. Bijna alles valt onder artikel 1, ziet u wel? De Sultan krijgt altijd zijn zin, staat daar." Hij wees op een bladzijde vol kriebelige letters, maar ja, ik kan dus niet lezen. "En hier," ging hij verder, "pati, pata,patom, waar staat het? Ah ja, Artikel 5c: alle meisjes willen met de zoon van de sultan trouwen. Daar kan dus geen twijfel over zijn."
Hij borg zijn boekje weg en zei vriendelijk: "Morgen laat ik haar ophalen. Zorgt u maar, dat ze dan klaarstaat.U hoeft geen koffertje in te pakken met kleren of een pyama of zo; ze krijgt alles nieuw van de Sultan.Ze gaat een nieuw leven beginnen, nietwaar?"

vrijdag 5 november 2010

Jonkies zijn de ergste

Garf en Willie slopen door de struiken, met hun buiken tegen de grond. Al snel roken ze de indringers. Een doordringende mensenlucht hing over het paadje dat Garf had uitgesleten (jarenlang waren deze struiken van hem geweest, van hem alleen, en al die tijd had hij regelmatig de ronde gedaan over zijn eigendom.)
Garf stak zijn neus in de lucht. 'Drie stuks,' gromde hij. 'Het zijn nog maar jonkies, geloof ik. Dat kan geen kwaad.'
'Jonkies zijn de ergste,' huiverde Willie. Hij dacht terug aan Mario, het dikke zoontje van zijn tweede baas. Mario had serieus geprobeerd om de oren van Willie's kop te trekken. Om aan een vriendje te laten zien hoe sterk hij was. En Mario was best sterk. Niet sterk genoeg om de oren van een hondenkop af te trekken, gelukkig. Maar wel sterk genoeg om een hond behoorlijk pijn te doen.
'Ik weet waar je aan denkt,' bromde Garf. 'Maar bedenk: toen kende je mij nog niet. Als een mensenjong jou aan je oren trekt waar ik bij ben, dan is dat het laatste wat-ie doet.'
'Bedankt, baas,' piepte Willie. Hij kon wel janken. Niet zoals een geslagen hondje jankt, maar zoals een roedel woeste wolven jankt naar de volle maan. Lekker met z'n allen in het bos lawaai maken, omdat je dat kunt, omdat jij daar de baas bent en niemand anders. Of eigenlijk niet jij maar jullie: jouw groep, je woeste roedel gezworen kameraden, met aan het hoofd de grote baas-wolf die zorgt voor eten en veiligheid.
Zó wilde Willie janken, maar hij hield zich in. Janken en sluipen, dat gaat niet samen.
En ze waren nu vlakbij de mensenjonkies.
Het waren er drie, inderdaad, en ze stapelden afgevallen takken en droog gras op elkaar op een plekje diep in de struiken.
'Deze kunnen geen kwaad,' vond Garf.
Maar een uurtje later kwam er nog iemand.

woensdag 3 november 2010

Ab-so-luut geen idee

'De volgende dag,' vertelde Jemima, 'kwam er een troep soldaten van de Sultan. Ze trapten de deur in, haalden mijn hele huisje overhoop en sleurden mijn kleindochter mee. Ze huilde en gilde en...'
Kafoer keek haar fronsend aan. De soldaten van de sultan gedroegen zich over het algemeen heel netjes, dat was bekend.
'Nou ja,' gaf Jemima toe, 'misschien trapten ze mijn deur niet echt in, maar ze trapten er wel behoorlijk hard tegenaan.'
Nog een frons.
'Nou ja, het was meer een soort kloppen. Heel beleefd kloppen, eigenlijk. En ze hebben de boel ook niet zo heel erg overhoopgegooid. Ze veegden netjes hun voeten en zo. Maar ze hebben wel mijn kleindochter meegenomen. Naar het paleis van de Sultan! Oh Kafoer...' Haar onderlip begon te trillen. 'Ik zal haar nooit meet terugzien!'
'Ach arme Jemima!' zei Kafoer. 'Je zult wel heel verdrietig zijn.'
De oude Jemima barstte opnieuw in tranen uit. Ze haalde een gigantische, en eerlijk gezegd niet meer zo frisse, zakdoek tevoorschijn waarmee ze haar ogen depte en haar neus snoot. En, nu ze toch bezig was, peuterde ze er ook even mee in haar oor. Maar dat had niks met haar verdriet te maken. Meer iets met jeuk.
Even bestudeerde ze geïnteresseerd het lichtbruine klontje dat uit haar oor tevoorschijn kwam. Daarna zette ze het weer op een huilen.
'Oh Kafoer,' snikte ze, 'oh Kafoer, je hebt er geen idee van, ab-so-luut geen idee hoe afschuwelijk het voor mij is.'
'Nou,' protesteerde Kafoer, 'ik snap natuurlijk wel...'
'Oh nee,' onderbrak Jemima hem beslist. 'Ab-so-luut geen idee, zeg ik!'
Ach, dacht Kafoer, we kunnen er wel urenlang omheen blijven kletsen, maar ik weet al precies hoe het af gaat lopen. Hij zuchtte diep en zei: 'Goed. Je kleindochter is dus verdwenen. Maar wat heb ik daar eigenlijk mee te maken?'

dinsdag 2 november 2010

Net zo fijn als koekjes

Garf was eigenlijk ook een soort baasje, vond Willie. Niet dat Garf hem nooit een hondenkoekje gaf, want die had hij niet. En als hij ze wel had gehad, had hij ze zelf opgegeten.
Maar Garf nam wel alle beslissingen, zodat Willie niet zelf hoefde na te denken.
En dat vond Willie net zo fijn als koekjes.
Dus toen er op een dag drie jongens de struiken binnen kwamen gestommeld, rende Willie meteen naar Garf.
'Heb je het gezien?' vroeg hij. 'Heb je het geroken?'
Nee. Garf had niks gezien of geroken.
Garf lag te slapen, en te dromen van lekkere hapjes. Iets wat een beetje smaakte naar uitgedroogde broodkorstjes en ook een beetje naar vers vlees.
'Ben jij het Hondenkoekje?' vroeg de droom-Garf aan het lekkere iets.
Maar voordat het iets antwoord kon geven, werd Garf wakker gepord. 'Wat?' gromde hij.
'Of je het gezien hebt,' zei Willie. 'En geroken.'
Garf stak zijn neus in de lucht.
Wat hij rook beviel hem helemaal niet.
Mensen.
'Kom mee,' siste hij tegen Willie.
'Wat doen, baas?'
'Kijken wat er aan de hand is. En als er een probleem is, dan lossen wij dat op. Op onze eigen manier.' Hij grijnsde zijn vlijmscherpe tanden bloot.