Begin hier

of
HIER

met het lezen van mijn verdwaal-verhaal. Dit verhaal gaat niet gewoon van a naar b naar c, maar het kronkelt in allerlei richtingen en slaat vreemde zijpaadjes in. En jij bepaalt, welk pad je neemt.



zaterdag 30 oktober 2010

Heel tragisch en heldinnerig

Jemima liet zich op haar oude knieën zakken. 'Alsjeblieft, Kafoer,' smeekte ze, 'ik heb niemand die me kan helpen. We kunnen mijn arme kleine meisje daar toch niet laten zitten? Heb ik je ooit eerder om iets gevraagd?'
'Ja zeker,' zei de kleermaker, 'vaak zat. Altijd als je in de problemen zit, kom je naar mij. Maar goed, ik zal zien wat ik kan verzinnen. Wacht hier maar even.' Hij zette een kan thee voor haar klaar ging de deur uit.
Het duurde wel drie kwartier voor hij terugkwam.
Al die tijd liep Jemima handenwringend van de tafel naar het raam. Daar had niemand iets aan, natuurlijk, maar ze had wel eens een toneelstuk gezien waarin de heldin de hele tijd handenwringend heen en weer liep, in afwachting van de prins die haar kwam redden. Sindsdien dacht Jemima dat dat zo hoorde, bij heldinnen.
Door heen en weer te lopen voelde ze zich heel tragisch en heldinnerig.
Eindelijk, eindelijk kwam Kafoer weer terug.
Onder zijn arm droeg hij een zwart bundeltje.
'En,' vroeg Jemima ongeduldig, 'Heb je een plan bedacht? Hoe krijg ik mijn arme meisje terug?'
'Hiermee,' zei Kafoer, en hij maakte het geheimzinnige bundeltje open.
Er zaten kleren in. Oude kleren. Hele oude kleren. Vervaald en al honderd keer gerepareerd en al tweehonderd jaar uit de mode. Bovendien pasten ze niet.
'Dit is geen jurk,' klaagde Jemima,' dit is een draagbare tent. En je had 'm ook wel eens mogen wassen.'

vrijdag 29 oktober 2010

Ook geen hondenkoekjes

Garf was geen aardige hond.
Hij was een rothond.
Een hond wordt alleen aardig als zijn baasje hem leert om aardig te zijn. En niemand had dat aan Garf geleerd, want Garf had geeneens een baasje.
Niemand gaf hem op zijn donder als hij een klein kindje beet. Niemand gaf hem ooit een aai.
Dat vond Garf best. Hij wilde niet op zijn donder en hij hoefde geen aai.
Niemand gaf hem ooit een hondenkoekje.
Dat vond Garf dan wel weer jammer.
Zijn vriend Willie vertelde er wel eens over, over het hondenkoekje. Scheen iets heel fijns te zijn. Je kreeg hondenkoekjes als je een baasje had. Het moest een lief baasje zijn, en zelf moest je ook lief doen. Dan kwam het koekje.
Willie z'n eerste baasje was lief geweest. Maar zijn tweede baasje gaf geen koekjes en wel schoppen. En zijn derde baasje gaf helemaal niks. Die had Willie aan de ketting gelegd in de tuin, tegen de inbrekers. Een ijzeren ketting. En geen koekje. Eigenlijk helemaal geen eten. Niks.
Als Willie de kat van de buren niet te pakken had gekregen, was hij doodgegaan van de honger.
Daarna had Willie het wel weer even gehad, met de baasjes. Hij was ontsnapt en nu woonde hij al twee jaar bij Garf, in de dichte struiken rondom de Van de Blakke-fabriek.

dinsdag 26 oktober 2010

Rondjes om het paleis

Wat stonken die kleren! De oude Jemima ging zelf bijna van haar stokje, en zij was toch waarachtig wel wat gewend.
'Wat is hier de bedoeling van?' vroeg ze walgend.
'Aandoen,' gromde Kafoer. 'En lopen. Rondjes om het paleis, net zolang tot je een prins tegenkomt.'
'Maar de prinsen komen nooit buiten!' protesteerde Jemima. 'Dat weet iedereen! Ze mogen niet, van hun vader.'
Maar Kafoer was onverbiddelijk. De oude Jemima moest lopen, rondje na rondje, dag na dag. Ze kon alleen maar hopen dat er snel een keer een prins naar buiten zou komen.

Helaas.

Er ging een hele week voorbij zonder prins.
Een hele maand zelfs.
Heel jaar.
Ontelbare rondjes had Jemima al gelopen, steeds maar om het paleis heen.
Haar voeten wisten al niet beter meer; alsof ze nooit ergens anders hadden gelopen.
Een keer was Jemima ziek.
Ik blijf in bed, dacht ze, ik heb koorts.
Maar ze bleef niet in bed.
Haar voeten stapten eruit en begonnen te lopen, zonder dat de arme Jemima er iets aan kon doen. Ze rilde van de koorts. Ze viel zelfs even in slaap, maar haar voeten wisten niet beter en liepen uit zichzelf rond en rond en rond. Net zo lang tot ze tegen iemand opbotsten.

maandag 25 oktober 2010

Ruitje intikken, makkelijk zat

Michael was al drie keer rond de fabriek gelopen en hij had geen enkele plank gevonden; hij ging het niet nog een keer proberen.
Nee, dit keer ging hij naar binnen. Daar lag vast wel wat. Een oude krat of zo. Of een pallet.
Het mocht natuurlijk niet, planken halen uit een verlaten fabriek. Maar d'r mag wel meer niet. Een gezonde, ondernemende jongen laat zich door zulke beuzelarijen toch zeker niet tegenhouden?
Hij hoefde alleen maar een ruitje in te tikken, makkelijk zat.
Hij ging op zoek naar een baksteen of iets dergelijks. Dat was niet eenvoudig, want toen de fabriek verlaten werd was de hele omgeving keurig netjes opgeruimd. Geen planken, geen bakstenen, niks.
Wat moest je dan, als gezonde ondernemende jongen?
Rinkel!
Michael schrok op. Dat klonk verdacht veel als een ruitje, dat werd ingetikt.
Haastig holde hij in de richting van het geluid.
Hij had met Deco en Bob afgesproken dat ze niet de fabriek in zouden gaan. Nu ging hij de afspraak breken, om te laten zien hoe stoer hij was, maar de anderen waren hem vóór. Dat was niet eerlijk! Ze moesten zich aan de afspraak houden, daar zijn afspraken tenslotte voor.
Dat hij zelf ook van plan was geweest de afspraak te breken, dat vergat hij voor het moment maar even.
'Hee, valsspelers!' wilde hij roepen.
Maar hij kon zich net op tijd inhouden.
Want het waren Deco en Bob helemaal niet.
Het was een meneer, een volwassen meneer in een donkerblauw zakenpak.
Toen Michael de hoek om kwam, sloeg de meneer net de laatste restjes glas uit het raamkozijn. Met een breekijzer.
Deze man was een dief. Een echte, professionele dief met een breekijzer.
Michael dook terug de hoek om en probeerde voorzichtig te kijken.
Wat was de man van plan?

zondag 24 oktober 2010

Glas uit onverwachte hoek

Olle luisterde naar de dreigende stilte. Ergens in de inktzwarte duisternis was de slang, wist hij, de moordlustige slang die het op de koning gemunt had.
En op hemzelf.
Wat was het beest van plan? Waar was het?
Ondanks de kou gutste het angstzweet over Olle's lijf. Het prikte in zijn ogen. Zijn buik deed pijn en zijn hart ging tekeer als een roffeltrom. Ieder moment konden, vanuit het zwarte niets, de verschrikkelijke slangentanden in zijn vel dringen om hem vol te spuiten met dodelijk gif.
Hij zwaaide woest in de rondte met zijn tuinkabouter, in de hoop de slang te raken.
En hij had geluk.
Bij toeval raakte hij de kop van de slang, pok. Maar het was maar half raak. De klap schampte af en Sszzzsz werd alleen maar kwader.
De slang richtte zich op.
Olle sloeg nog eens. Mis. Hartstikke mis.
De schubbenkop schoot naar voren.
En toen...
Op dat moment...
vielen er plotseling een paar lichtstraaltjes naar binnen in het duistere hol.
Een paar grote glasscherven kwam op onverwachte wijze uit de lucht vallen. Ze hadden zich door de bovenkant van de bladerhoop heen geboord en kleine lichtgaatjes achtergelaten.
En ze boorden zich nog door iets anders heen ook.
Door het hart van Sszzzsz.
De slang was zo dood als een pier.

dinsdag 19 oktober 2010

Van buiten de struiken zag je niks

Ze gingen naar de oude fabriek en zochten een mooi plekje. Midden tussen de struiken, bijna onzichtbaar. Maar als je een bladertak opzij duwde, had je vrij zicht over het grasveld rondom de fabriek. Ze bouwden hun hut van dode takken en bedekten hem met plukken van het droge, vergeelde gras van het grasveld (dat kennelijk al jarenlang niet gemaaid was).
Als je buiten de struiken stond, kon je niet zien dat er een hut was.
Dat was goed.
Maar als je er middenin stond, kon je óók nauwelijks zien dat er een hut was.
Dat was minder.
'Jongens,' zei Deco, 'dit lijkt gewoon niet op een hut. Het blijft een stapel dooie takken en droog gras.'
'Omdat jij niet kunt bouwen,' zei Bob.
'Nee,' zei Deco, 'omdat het alleen maar een stapel dooie takken en gras is. Als we een echte hut willen, zullen we planken moeten zoeken.'
'Oké,' zei Michael. En hij liep naar de oude fabriek.
'Wat ga je doen?' riep Deco bezorgd. Er lagen helemaal geen planken rond de fabriek, daar hadden ze al gezocht. Bij een ouwe fabriek, had Michael gezegd, liggen natuurlijk altijd ouwe planken. En misschien ook wel een ouwe hamer. En spijkers.
Niet dus. Nog geen ouwe punaise.
Stond Michael mooi voor gek.
Daar heeft-ie een beetje de pest over in, begreep Deco. En nou wil-ie bewijzen dat er wél planken zijn. En omdat ze niet bij de fabriek liggen, gaat hij ze zoeken in de fabriek.
Rinkel!
Dat klonk verdacht veel als een ruitje dat werd ingetikt.
'Wat doe je?' riep Deco ongerust.
Er kwam geen antwoord.
Heel lang achter elkaar niet.

zaterdag 16 oktober 2010

Sorry, tuinkabouter!

Sszzzsz had geen hekel aan Olle. Maar hij kon het arme joch niet vrij rond laten lopen - misschien zou het de koning waarschuwen. Dan zou het voor Sszzzsz een moeilijk worden om zijn opdracht uit te voeren...
Helaas helaas, Olle moest dood.
De monsterlijke slangenkop schoot naar voren, de bek wijd opengesperd, de giftanden in de aanslag.
En hap, een dood jongetje.
Tenminste, dat was de bedoeling.
Maar het ging niet van hap, het ging van boink, en Sszzzsz zag sterretjes. Hij had een klap voor zijn kop gehad met een tuinkabouter. Olle was sterker dan hij eruit zag. Kwam van al het werken in de tuin, al het werken dat zijn vader had moeten doen, grotemannenwerk waar je grotemannenspieren voor moest hebben. Olle hád grotemannespieren - gekregen van al het werken. En met die sterke spieren kon hij niet alleen spitten en harken - hij kon ook geweldig hard slaan, ontdekte hij nu. Boink, met de kop van de tuinkabouter tegen de kop van de slang.
'Sorry, tuinkabouter,' hijgde Olle.
De tuinkabouter glimlachte. Geeft niks, betekende dat. Maar Olle zag het niet, want het was donker in het hol.
Sszzzsz hield zijn lichtgevende ogen stijf gesloten. Hij schudde traag met zijn kop, duizelig van de klap.
Pas toen de sterretjes achter zijn ogen ophielden, viel hij opnieuw aan.
Daarbij deed hij zijn ogen open, en dat was dom. Want aan die ogen kon Olle zien waar hij was, en...
Klabaf! en een gefluisterd: 'Sorry, kabouter!'
Juist ja, dacht Sszzzsz. Die fout maak ik niet nog eens. Ik kan prima aanvallen met mijn ogen dicht. Ik ruik waar hij staat, en hij ziet niks. Hoe kan hij me dan raken? En met die gedachte viel hij opnieuw aan.
Muisstil bewoog hij.
Olle zag niks, hoorde niks... er was geen enkele manier waarop hij zich kon verdedigen.

woensdag 13 oktober 2010

Minstens hondsdolheid

Nu zijn vrienden een beetje onzeker leken, vatte Deco weer moed. Misschien kon hij zijn beren-blunder een beetje goedpraten.
'Jazeker,' zei hij. 'Er zitten daar zwerfhonden, wist je dat niet? Ze zijn zo vals als de pest en ze hebben enge ziektes. Als zo'n beest je bijt, dan moet je meteen naar het ziekenhuis want dan heb je minstens hondsdolheid.'
'Zijn het er veel?' vroeg Michael ongerust.
'Soms meer, soms minder. Er komen altijd beesten bij, moet je rekenen. Omdat ze jonkies krijgen, maar ook omdat er honden van huis weglopen of in het bos worden achtergelaten.'
'Daarom zijn ze zeker ook zo vals,' knikte Bob begrijpend.
'Eh.. ja, precies!' zei Deco 'Eh... hoezo?'
'Nou, omdat ze achtergelaten worden en zo, enneh omdat als een hond wegloopt, dat doet-ie niet zomaar, hè? Dat doen ze alleen als je ze heel slecht behandelt. Slaan en schoppen en geen eten geven en zo. Dus ze hebben allemaal een hekel aan mensen.'
Michael begon mee te denken. 'Ja, en ze bijten natuurlijk ook weleens naar elkaar, zo vals zijn ze wel. Daarom zijn er soms ook minder honden: dan hebben ze mekaar doodgebeten.'
'Precies,' riep Deco enthousiast. 'Dus alleen de grootste overleven het. Die honden zijn enorm, joh! Ze komen wel tot hier.' Hij gaf met zijn handen aan tot wáár. Ver boven zijn hoofd. 'En als ze op hun achterpoten lopen zijn ze wel drie meter hoog! En je kunt nooit ontsnappen, want ze kunnen in bomen klimmen!'
Bob en Michael keken hem zwijgend aan.
Na een tijdje zei Bob: 'En honing? Zijn die honden daar toevallig ook dol op?'
'Jazeker,' knikte Deco enthousiast. 'Soms breken ze zelfs met hun poten een holle boom open, als daar een bijennest in zit...'
Een korte stilte. Michael vroeg: 'Deco? Zeg eens eerlijk: probeer jij beren te maken van die wilde honden van jou?'
'Een beetje wel,' bloosde Deco.
'Hou daar dan mee op. Beren zijn onzin. Maar die wilde honden houden we d'r in. En nu gaan we onze hut bouwen.'

maandag 11 oktober 2010

Een slechte rot-koning

'Hoe bedoelt u, een goeie kerel?' piepte Olle.
'Gewoon,' zei de slang, 'ik wil weten of de koning een beetje aardig is tegen zijn mensen.'
'Hoe kan ik dat nou weten?' piepte Olle. 'Niemand vertelt mij dat soort dingen. Ik ben altijd alleen.'
'Altijd alleen?' vroeg Sszzzsz verontwaardigd. 'Heb je geen ouders dan?'
'Alleen een vader,' zei Olle.
'En die moet zeker de hele dag werken?'
'Nou nee,' mompelde Olle. 'Hij werkt eigenlijk nooit. Hij lummelt allen maar. Ik doe al het werk.'
'Wat?' riep de slang woedend. 'Laat je vader jou werken, terwijl hij zelf luiert? En... en wat vindt de koning daarvan?'
'Ik geloof niet dat de koning er iets van merkt,' zei Olle.
'Bah, wat akelig,' zei Sszzzsz. 'Wat akelig en gemeen. Kinderen horen te spelen. Een koning die daar niet op toeziet, is een slechte rot-koning. Ik geloof, dat ik hem eens dood ga bijten. Dat zal hem leren dat je kinderen goed moet behandelen!'
'Oei!' schrok Olle. Kennelijk had hij iets verkeerd gezegd. Hij wilde absoluut niet dat de koning doodgebeten werd!
'Maak je geen zorgen,' zei Sszzzsz, 'Je hoeft je niet schuldig te voelen. Want eerst bijt ik jou!'

Nep-beren soms?

'Bij de oude fabriek,' zei Michael. 'De oude Van de Blakke-fabriek aan de rand van de stad. Zijn jullie daar wel eens geweest?
'Ikke niet,' zei Deco.
Bob haalde zijn schouders op. 'Ik ook niet.'
'Precies,' knikte Michael. 'niemand gaat daar ooit naartoe. En weten jullie waarom niet?'
Bob en Deco knikten allebei van nee.
'Jammer,' zei Michael, 'ik hoopte dat jullie het wisten, want zelf heb ik ook geen idee. Maar goed, doet er niet toe. In ieder geval: ik kwam daar vorige week bij toeval terecht...'
'Wat deed je daar?' vroeg Bob nieuwsgierig.
'Doet er niet toe. Vertel ik nog wel eens. Er komt daar nooit iemand, daar gaat het nou even om, er staan overal struiken die helemaal wild zijn gegroeid, metershoog en breed en ondoordringbaar. Nou ja, niet helemaal ondoordringbaar - er zijn paadjes tussendoor, gemaakt door allerlei dieren...'
'Wat voor dieren?' wilde Deco weten.
'Doet-er-niet-toe!' snauwde Michael.
'Nou,' snoof Deco, 'dat doet er behoorlijk toe! Als die paadjes bijvoorbeeld door beren zijn gemaakt, vind ik het een slecht idee om daar een hut te maken.'
'Natuurlijk zijn ze niet door beren gemaakt,' zei Michael hoofdschuddend.
'Oh? Door welk dier dan?'
'Weet ik veel!'
'Maar als je niet weet welk dier ze gemaakt heeft, hoe weet je dan dat het geen beer is?'
Bob trok zijn meest serieuze gezicht. Zijn speciale, heel erg ernstige, buitengewoon geduldige ik-ga-Deco-een-debiele-vraag-stellen-gezicht. 'Deco...?' vroeg hij rustig. 'Denk je werkelijk dat er wilde beren zitten aan de rand van de stad? Of zelfs maar binnen de tweehonderd kilometer van de stad? Of tweeduizend kilometer?'
'Euhhhh,' deed Deco. 'Nou, nee natuurlijk, geen beren nee, niet echt beren...'
'Niet echt beren?' schamperde Michael. 'Niet echt beren? Wat dan wel? Nep-beren?'
'Eh, nee,' mompelde Deco. 'Ik dacht iets van eh, wilde zwerfhonden of zo.'
Michael en Bob keken elkaar aan. Wilde zwerfhonden - ja, dat zou best kunnen.
Het klonk nog best gevaarlijk ook.

donderdag 7 oktober 2010

Drie keer een iep-geluidje

'Goedenavond, jongetje,' siste het beest.
Olle zei niets terug. Er kwam een klein en angstig kreuntje uit zijn keel; dat was alles. Meer zou jij ook niet voor elkaar krijgen, als je in dat stikdonkere hol zat en in de ogen van een betoverde slang keek.
Maar Sszzzsz deed helemaal niet boosaardig. Hij had juist zin in een babbeltje.
'Woon je in het paleis?' vroeg hij geïnteresseerd.
Olle wist niet wat hij moest doen. Terugpraten? Tegen een slang?
'Ik vroeg je wat,' snauwde de slang. 'Woon je in het paleis?'
'Iep,' knikte Olle.
'Aha,' zei de slang. 'Dan ken je vast de koning wel?'
'Iep,' zei Olle weer, en ditmaal schudde hij van nee.
'Je woont in het paleis, maar je kent de koning niet? Hoe kan dat nou?' vroeg Sszzzsz streng.
Het is merkwaardig hoe snel de meeste mensen zich aanpassen aan hun omstandigheden. Olle had nu die keer een klein, kreunend iep-geluidje gemaakt en de slang had hem nog steeds niet opgegeten. Ergens diep in zijn geest besloot Olle dat het al drie keer goed gegaan was, en dat het dus veilig was om met een betoverde slang te praten.
'Het paleis is heel groot,' zei hij. Zijn knieën knikten; een beetje huiverig was hij nog wel. 'Ik weet natuurlijk wel wie de koning is, maar ik heb hem nooit gesproken of zo.'
'Aha,' knikte Sszzzsz, 'nou ja, dat is goed genoeg... wat ik zo ontzettend graag weten wil, namelijk is: wat is die koning voor iemand? Is hij een beetje een goeie kerel?'
Hij dacht: als het antwoord nee is, dan kan ik met een gerust hart mijn opdracht uitvoeren. Dan gaat die koning er aan.

zaterdag 2 oktober 2010

Toen waren we nog hartstikke klein

'Nou, laat het maar eens horen, dat plan van jou,' zei Bob.
'We maken een geheime plek,' zei Deco. 'Een plek voor ons, die hij niet weet. Daar spreken we dan voortaan af.'
'Geheime hut?' vroeg Michael.
'Geheime hut,' knikte Deco.
'Is dat niet een beetje kinderachtig?' vroeg Bob. 'Straks wil je ook nog een club beginnen met een geheim wachtwoord of zoiets doms.'
'Nee joh,' lachte Deco haastig. Een club met een geheim wachtwoord, dat was nou precies zijn plan geweest. Maar dat ging hij nu natuurlijk niet meer zeggen.
'Tuurlijk niet,' zei Michael. 'Een Anti-Dave-Club, die hadden we vorig jaar. Toen waren we nog hartstikke klein, joh! Nu doen we zoiets niet meer. Of wel, Deco?'
'Nee,' zei Deco met een neppe grijns. 'We zijn toch geen kleuters? Ik bedoelde gewoon een geheim plekje, iets wat Dave niet weet. Om af te spreken, bijvoorbeeld. Na school, bijvoorbeeld. Dan zeggen we op het schoolplein: hee, zullen we straks afspreken je-weet-wel-waar? En dan kan Dave ons lekker niet vinden.'
'Okee dan.' Bob geloofde nooit dat Dave zo makkelijk voor de gek gehouden kon worden. Maar ach, dacht hij, hutten bouwen is altijd leuk, en het is mooi weer - waarom zou ik niet met Deco meedoen?
'Ik,' zei Michael geheimzinnig, 'En ik weet al een perfecte plek.'