Begin hier

of
HIER

met het lezen van mijn verdwaal-verhaal. Dit verhaal gaat niet gewoon van a naar b naar c, maar het kronkelt in allerlei richtingen en slaat vreemde zijpaadjes in. En jij bepaalt, welk pad je neemt.



dinsdag 27 april 2010

Liggen kan ook

De koningin was altijd moe. Niet alleen 's avonds, als ze naar bed ging, maar ook 's morgens bij het opstaan.
'Dat is toch niet normaal?' zei ze tegen de dokter. 'Of ik mijn bed nu in ga, of juist eruit, ik val om van de slaap.'
'Hmmm,' zei de dokter, 'en als u ligt? Erin? In uw bed?'
'Ja, nee, dan val ik natuurlijk niet om,' zei de koningin. 'Want dan lig ik al.'
'Juist,' zei de dokter. 'Het is mij helemaal duidelijk. Omvallen bij het naar bed gaan, nietwaar? De oplossing is eenvoudig: u mag niet meer naar bed gaan. En ook omvallen bij het opstaan, zei u, dus: niet meer opstaan. Gewoon wakker blijven, dag en nacht, dan is het snel weer over.'
'Dat vind ik niks,' pruilde de koningin. 'Kan ik niet gewoon in bed blijven liggen? Dag en nacht?'
'Nee, majesteit. Dat helpt niks.'
Maar de majesteit keek hem aan met een verontrustende blik in de ogen. Een ik-heb-vandaag-al-twee-dokters-laten-onthoofden-en-een-derde-kan-er-ook-nog-wel-bij soort van blik, en de dokter zei haastig: 'Oh sorry, ik zei het verkeerd, ik bedoel natuurlijk: blijven liggen helpt uitstekend.'
'Zoiets dacht ik al,' knorde de koningin tevreden, en ze stapte in bed en trok de dekens op tot haar kin.
'En dan nu graag een ontbijt op bed!' beval ze.

zaterdag 24 april 2010

niet zo'n luisterding

Dokter Knieve was zo scherp en zo hard als een mes. Hij leek helemaal niet op een dokter: geen geleerde priem-oogjes, geen dure dokterskleren, geen kistje met kruiden, zalfjes en verband. Ook niet zo'n luisterding voor in je oren en geen witte jas, maar dat had geen enkele dokter in die tijd. Ze hadden een voorschoot over hun nette pak, zo'n leren schort, meestal vol roestbruine vlekken. Bloedvlekken.
En in plaats van een luisterding: een zaag. Want vroeger luisterden dokters niet naar je hoest; ze zaagden gewoon je been eraf.
Wat heel fijn was, als je been ziek was. Maar tegen de hoest hielp het niet.
Dokter Knieve had geen schort en geen zaag.
Dat wil zeggen: hij had ze wel, maar hij gebruikte ze alleen op het moment dat hij ze werkelijk nodig had. Als er wat te zagen viel.
Dan zag je, dat hij een dokter was. En wat voor één!
Zijn staalblauwe ogen zagen meteen wat er aan de hand was. Dan klapte hij in zijn handen, en meteen verscheen er een knecht met de schort en de zaag. Dokter Knieve deed zijn schort aan, nam zijn zaag ter hand en voor de patiënt wist wat hem overkwam, lag zijn been er al af. Hij had nog niks gevoeld, de patiënt, en hup daar had hij zijn been in zijn armen. En dokter Knieve verbond het stompje. Vakkundig, want Dokter Knieve was de beste dokter ter wereld. Niet alleen als het aankwam op benen zagen, maar gewoon: in alles de beste.

woensdag 21 april 2010

Die hele speciale kabouter-glimlach

Wanhopig keek Olle zijn kabouter aan. De kabouter glimlachte.
Iedereen die wel eens een kabouter gesproken heeft, weet dat kabouters een hele speciale glimlach hebben. Een glimlach die betekent: maak je geen zorgen, vriend, ik ben er ook nog... en ik kan toveren! Ik hoef maar met mijn vingers te knippen en dan staat hier meteen een heel leger van kabouters, of van pluizige bosdiertjes, en die klaren jouw klusje in minder dan geen tijd.
Dat betekent die glimlach, die hele speciale kabouter-glimlach.
En dat was niet de manier waarop Olle's tuinkabouter nu glimlachte.
Hij lachte die andere glimlach. De glimlach die betekent: Tja jongen, het lijkt een onmogelijk taak, maar je moet gewoon je best doen. En dan straks, als het af is, als je je vingers niet meer voelen kunt, als al je spieren pijn doen, als je huilt van uitputting en ellende – dan zul je iets geleerd hebben. Iets over volhouden, en dat je alles kunt als je het echt wilt. En hoe fijn het uitrusten is als je je helemaal het schompes hebt gewerkt. Of zoiets. Je zult een beter, sterker mens zijn als dit karwei voorbij is.
Tenminste, dat hoop ik voor je.
Dan heb je d'r nog wat aan.
Misschien zul je alleen maar vermoeider zijn; dat kan natuurlijk ook. Dan is dat pech voor jou. Ik ga je in elk geval niet helpen.
'Aan de slag dan maar,' zuchtte Olle, en hij begon met blote handen te graven in de gigantische bladerhoop.
Het was een verschrikkelijk karwei, want de blaadjes lagen los op elkaar. Telkens als Olle een handvol blaadjes weghaalde, gleden er ritselend twee nieuwe handenvol voor in de plaats.

maandag 19 april 2010

Hoe doen de beestjes dat toch?

Er was een plekje waar niemand ooit kwam, behalve Olle zelf. Helemaal achterin de tuin was het, achter de altijd-groene dennenbomen: de grote berg van bladeren. De bladeren die hij, heel de lange herfst, bij elkaar had geharkt in de paleistuin. Zo hoog als de torens van het paleis was de berg; waarom zou je er dan niet, net als in het paleis, in wonen? Olle pakte een schep en begon te graven. Een hol te graven, net als een beestje. Makkelijk zat.
'Kabouter,' zei Olle na een tijdje, 'ik wist niet dat beestjes zo'n moeilijk leven hadden. Die rotblaadjes! Als ze nat zijn plakken ze aan mekaar, en dan kan ik ze niet scheppen, en als ze droog zijn waaien ze van mijn schep af. Dan kan ik ze óók niet scheppen. Hoe doen die beestjes dat toch? Ze hebben geeneens een schep!'
De kabouter glimlachte en Olle begreep wat hij wilde zeggen: nee, inderdaad, de beestjes hebben geen schep. En daarom lukt het ze juist.
Hij legde netjes zijn schep terug en begon te graven met zijn blote handen.
En dat ging dan wel sneller dan met een schep, maar zijn handen waren maar klein dus het zou weken duren voor hij een hol had gemaakt, groot genoeg voor henmzelf en zijn kabouter. En voor de zogenaamde chocolademelk, want Olle was erg gehecht aan zijn chocola, ook al was die niet echt.
Zulke kleine handjes! Wat moest hij nou toch doen?

Niet rood, geen witte stippen

Die avond vond Olle zijn vriendje, de tuinkabouter, en het voetje vond hij ook. Onder een paddenstoel was het gerold, een bolle groengele paddenstoel.
'Als het nou nog een rooie was geweest,' zei Olle tegen de tuinkabouter, 'een rooie met witte stippen, dat is tenminste een beetje kabouter-achtig. Dan had je voet zich nog een beetje thuis gevoeld... Arme eenzame voet! De hele dag onder die vieze paddenstoel gelegen! Nou ja, dat zal 'm in ieder geval afleren om in z'n eentje uit wandelen te gaan... Altijd het andere voetje meenemen hoor, en de beentjes en zo...' Olle babbelde maar wat raak. Hij probeerde de kabouter aan het lachen te maken, zodat die even niet aan de pijn in zijn voet zou denken. En inderdaad: de kabouter glimlachte een beetje.
Intussen graaide Olle rond in de stapel met harken en schoppen en schoffels. In het schuurtje had een pot lijm gestaan, ergens op een plank. Zouden de vier lakeien die pot ook naar buiten hebben gedragen?
Jawel!
Haastig maakte Olle het potje open en lijmde de voet aan de kabouter vast. Hij duwde voet en been tegen elkaar aan tot hij zijn eigen vingers niet meer voelde.
Daarna moest de kabouter rusten. Een warm bedje moest hij hebben, en goede verzorging... maar waar? Waar was het warm genoeg? Het schuurtje mochten ze niet meer in, dat was nu de school van de prinses. Maar waar dan? Waar dan?
Ach ja! Natuurlijk!
Olle kon zich wel voor zijn kop slaan, maar dat deed hij niet want dan moest hij de voet van de kabouter loslaten, en dat durfde hij nog niet.
Maar hij wist nu wel waar de kabouter rustig kon genezen van zijn verwondingen.

zondag 11 april 2010

het gaat je niet om ... om mij...!

Daar moest het konijn om lachen. Niet zachtjes giechelen, zoals een meisje giechelt wanneer ze een zoen wil, nee, bulderend lachen. Als een zeeman die de storm uitlacht. 'Een kusje,' gierde Esmeralda, 'een kusje, haha! Waarom in 's hemelsnaam zou ik een kusje van jou moeten krijgen?'
'Om... om u te redden,' stamelde ridder Danzibal. 'Gewoon, redden. Zo gaat dat toch, met betoverde prinsesjes? Je geeft ze een kus en ze veranderen terug. Dan trouw je met ze en je krijgt de helft van het koninkrijk. Dat weet toch iedereen?'
Esmeralda keek naar de grond. 'Oh,' zei ze zachtjes. 'De helft van het koninkrijk. Dus dáár is het je om te doen. Het gaat je niet om... om mij...' Het leek of het konijntje zou gaan huilen.
Ridder Danzibal wilde op zijn knieën vallen om haar te zweren dat het wél om haar ging, dat hij zelfs met haar wilde trouwen als hij er een half koninkrijk voor weg moest geven.
Maar ja, waar moest hij zo snel een half koninkrijk vandaan halen?
Er daalde ene ongemakkelijke stilte neer aan de voet van de oude klokkentoren.
Het leek nog steeds of het konijn het op een grienen zou zetten. Maar vanuit haar ooghoeken keek Esmeralda de ridder ondeugend aan. Er was een twinkel in haar oog die niks met huilen te maken had. Een tijdje keek ze vol verwachting naar de ridder. Alsof ze toch nog op een kusje hoopte.
Maar er kwam geen kusje.
'Ach,' zei ze tenslotte, 'het leven van een prinses is geen pretje hoor. Eigenlijk. Nooit buiten spelen, nooit rennen of gillen... Altijd beleefd knikken en wuiven, en als je later groot bent doe je dat nog steeds. En als je geluk hebt mag je af en toe een lintje doorknippen. Saai! Dan blijf ik liever konijn, hoor!'

Niets minder dan een kroontje!

'Een kroontje!' zei Esmeralda met plechtige nadruk. 'De vlek op mijn kruin heeft de vorm van een kroontje.' Ze knikte ernstig met haar kopje, alsof ze wilde zeggen: jazeker, een kroontje, niets minder dan een kroontje!
'Niet zo knikken,' zei ridder Danzibal, 'hoe kan ik die vlek nou bekijken als je knikt?'
Gedwee hield het konijn haar kopje stil.
'Jjjjja...' zei Danzibal aarzelend. 'Nu je het zegt... als ik er zo'n beetje schuintjes naar kijk, met mijn linkeroog halfdicht - en mijn rechteroog helemaal dicht - en als ik ondertussen heel hard aan kroontjes denk... en alsmaar tegen mezelf zeg van: het is een kroontje, sukkel, zie je dat dan niet, een kroontje, kijk dan... ja, dan zou ik er best een kroontje in kunnen gaan zien. Op den duur.'
'Precies,' zei Esmeralda. 'Een kroontje. En wie hebben er kroontjes?'
'Aardbeien,' zei Danzibal zonder aarzelen. Want die groene blaadjes bovenaan, dat heet een kroontje. Daar wist Danzibal alles van, want hij had op zijn twaalfde drie maanden op een aardbeien-boerderij gewerkt, om zijn eerste zwaard bij elkaar te verdienen.
Esmeralda gilde oorverdovend: 'Nee! Ongelooflijke malloot! Natuurlijk geen aardbeien! Prinsessen, die hebben kroontjes. En als je ze betovert, dan tover je hun kroontjes mee. Dat worden kroonvormige vlekjes op hun hoofd, en daaraan kun je zien wat ze eigenlijk zijn.'
'Goh,' zei Danzibal. 'Nooit geweten. Zo leert een mens altijd weer wat nieuws. Zo. Dus als ik het goed begrijp, ben jij een betoverde prinses. Enneh..is het nou de bedoeling dat ik jou...'
'Zeg maar u' sprak Esmeralda hooghartig. 'Ik ben van koninklijken bloede, immers.'
'Nou goed dan, U. Is het de bedoeling dat ik u een... een...'
'Een wat?'
'Een kusje geef?' vroeg de ridder blozend.