Begin hier

of
HIER

met het lezen van mijn verdwaal-verhaal. Dit verhaal gaat niet gewoon van a naar b naar c, maar het kronkelt in allerlei richtingen en slaat vreemde zijpaadjes in. En jij bepaalt, welk pad je neemt.



donderdag 30 december 2010

Een boek heeft geen benen

'Dat,' zei de sultan, 'was niet erg verstandig van je.'
Hij wreef over zijn zere neus en keek Taadj aan met ijzig boze ogen.
'Ik heb al vaak genoeg mensen laten onthoofden, omdat ze durfden te denken wat jij zojuist hebt gedaan. Maar je hebt het geluk, dat je mijn zoon bent. Zonen van de sultan worden niet onthoofd.'
'Dat klopt,' zie de vizier, die achter de troon van de sultan stond. 'Dat staat in de wet. Artikel 5a, geloof ik. Zoek ik wel even voor u op, hoor.' Hij haalde het wetboek uit zijn zak en begon erin te bladeren.
'Niet nodig,' wuifde de sultan. 'Het is de wet omdat ik het zeg. Niet omdat het in een boek staat.'
'Oh,' zei de vizier stijfjes. 'In het wetboek staat iets heel anders.'
Het gezicht van de Sultan betrok. 'Dan heeft je wetboek ongelijk,' bromde hij.
'Neenee, het wetboek heeft altijd gelijk, hoogheid!'
'Wie zegt dat?'
'Eh... dat zegt mijn wetboek.'
'Juist ja. En dat wetboek van jou, heeft dat een broek aan?'
'Maar hoogheid toch,' protesteerde de vizier, 'een boek heeft toch geen benen?'
'Juist geen broek dus. En broekzakken? Heeft het broekzakken?'
'Eh... nee, ook niet natuurlijk.'
'Kijk aan,' zei de sultan tevreden. 'Nou komen we ergens.'

Waar dan? vroeg de vizier zich af. Hij werd een beetje zenuwachtig van de vragen van de sultan.

woensdag 29 december 2010

Bats!

Taadj begon zelfs te vechten als het helemaal niet nodig was.
Als een van zijn honderdtweeëntwintig broers hem niet de jam doorgaf bij het ontbijt, bijvoorbeeld. Bats! Daar had Haroen een knal voor zijn kop te pakken.
'Au!' huilde Haroen, 'Mama! Taadj zit me te slaan!'
'Geef dan ook de jam door,' mopperde Taadj.
'Maar hij heeft de jam geeneens!' protesteerde broer Ali. 'De jam is al twee weken op!'
'Is dat waar?' vroeg Taadj aan een bediende, die toevallig net voorbijkwam met een grote kom vol melk-met-honing.
'Ik vrees van wel, hoogheid,' antwoordde de bediende.
Bats!
Daar lag de bediende, tossen de scherven en de melk en de honing.
'Nu wordt het me toch een beetje te gortig,' zei de Sultan. Normaal gesproken kon hij er wel om lachen, om dat opvliegende gedoe van Taadj, maar hij had nu juist zo'n zin gehad in de melk-met-honing die nu de bediende bedekte.
Bovendien was de kom, die daar aan scherven lag, nog van zijn oude tante Noer geweest en dat was zijn lievelingstante.
'Taadj, jongen, gedraag je. Je bent geen barbaarse wildeman, of wel soms?'
Die toon stond Taadj niet aan. Bats!
Daar kreeg zijn vader en stomp op de neus.
Maar zijn vader was nog wél de sultan.

dinsdag 14 december 2010

Oh, ik zie nergens buit

'Wij gaan de fabriek in,' besliste Deco.
'Mooi niet,' zei Michael.
'Waarom niet?'
Ten eerste het mag niet, ten tweede het is gevaarlijk want die kerel kan terugkomen of een vriend van hem of weet ik veel, en ten eh, eh...'
'Derde,' hielp Bob.
'Ja ten derde ja. Ten derde, eh, wat was het nou? Oh ja! Ten derde je ziet niks want het is daar hartstikke donker.'
'Natuurlijk zie je daar wel iets,' zei Bob. 'Anders zou de dief er ook niks aan hebben om daar in te breken. Breek je in, zie je niks, oh ik zie nergens iets om te stelen, nou dan ga ik maar weer naar buiten...'
'Hij kwam toch ook naar buiten?' zei Michael triomfantelijk.
'Oh ja.'
'Misschien is-ie een zaklamp gaan halen,' merkte Bob op.
'Natuurlijk!' riep Deco enthousiast. 'Een zaklamp!'
'Nouou,' deed Bob zuinigjes, 'ik zei dat hij misschien...'
'Hij niet!' riep Deco opgewonden. 'Wij! Wij gaan een zaklamp halen! En dan naar binnen!'

vrijdag 10 december 2010

Laat de anderen maar lekker regeren.

Hij was een opvliegend baasje, die Taadj.
De oudste zoon van de Sultan, en zo ongeveer de sterkste. Kon met zijn blote handen een baksteen doormidden breken. Maar daar heb je niks aan als prins, dat is meer iets voor een metselaar.
Taadj kon ook nog geweldig goed zwaardvechten. Dat ziet er altijd goed uit, een prins met een zwaard. Je hebt er niks aan, natuurlijk, want een prins moet later sultan kunnen worden. En een sultan moet vooral goed en rechtvaardig zijn. Of heel slim, zodat de buurkoningen niet met allerlei sluwe trucjes zijn land kunnen inpikken.
Taadj was niet goed en niet rechtvaardig, en slim was hij zeker niet.
Maar dat gaf niks. Hij had honderdtweeëntwintig broers. Aziz bijvoorbeeld, die goed was, en rechtvaardig. En Mufid, die slimmer was dan de sluwste vos. Iedereen ging ervan uit dat Aziz later sultan zou worden, of Mufid.
Vond Taadj helemaal niet erg.
Laat de anderen maar lekker regeren - hij zou het knokken wel voor zijn rekening nemen!
Want er viel altijd wel iets te knokken.
Bijvoorbeeld als een buurkoning probeerde het land in te pikken.
Of zo iets.
Taadj kon niet zo snel bedenken wat er zoal zou kunnen gebeuren, want hij had niet veel fantasie. Maar als er iets zou gebeuren, dan zou hij het knokken voor zijn rekening nemen.
Hij kon haast niet wachten. Zo ongeduldig was hij, dat hij bij het minste of geringste alvast begon. Met knokken dus.

woensdag 8 december 2010

Je moet niet in de fik kunnen vliegen

De inbreker kneep zijn ogen dicht. Het zonlicht prikte in zijn ogen, na de duisternis van de fabriek. Hij keek knipperend om zich heen, alsof hij iets zocht.
'Hij zoekt mij,' fluisterde Michael.
Maar hij vond niemand.
De hut van de jongens zag er nog steeds niet uit als een hut, en dat was maar goed ook.
'Wat heeft-ie in z'n hand?' fluisterde Bob.
'Breekijzer,' zei Michael.
'Wat een prutser,' vond Deco. 'Echte boeven hebben een sjotkun.'
'Een wat?'
'Een sjotkun. Dat is een soort geweer. Doe jij geen computerspelletjes of zo?'
'Jawel,' zuchtte Michael, 'maar geen leuke. Geen met sjotkuns, dat komt er bij mijn ouders echt niet in. Alleen maar van die je-bent-een-boer-en-als-je-een-traktor-koopt-kun-je-sneller-oogsten-spelletjes. En af en toe een racegame, maar je moet niet in de fik kunnen vliegen als je uit de bocht gaat. Want dat is niet goed voor mij.'
'Jee,' zei Bob medelijdend, 'je kunt maar pech hebben met je ouders.'
'Nou ja, hoe dan ook,' pakte Deco de draad weer op, 'voor deze kerel hoeven we niet bang te zijn. Hij heeft geeneens een sjotkun.'
'Tja,' zei Bob, 'dat is dus het gevaarlijke van computergames. Kinderen denken alleen nog maar aan sjotkuns. Terwijl: als een volwassen boef met een ijzeren staaf op je hoofd slaat, zo hard als-ie kan... nou, dan hoef je je nooit meer zorgen te maken om een sjotkun. Of om wat dan ook.'
Daar had Bob gelijk in, dat begreep zelfs Deco wel.
Met een nieuw ontzag keek hij naar de boef, die langzaam om zich heen loerend het fabrieksterrein verliet.
'Wat gaat-ie doen?' vroeg Deco zich af.
'En nog belangrijker,' zei Michael: 'wat gaan wij doen?'

maandag 6 december 2010

Niet echt verdrietig

Anies liep braaf met de soldaten mee. Ze zei niets en keek naar de grond, want dat hoort een meisje te doen. Dat had ze van haar grootmoeder geleerd.
Maar van zichzelf had ze iets anders geleerd: hoe ze vanuit haar ooghoeken kon kijken naar de wereld om zich heen. En hoe ze, door haar mond dicht te houden, haar oren des te beter open kon houden. Ze keek en ze luisterde, ze slokte de hele wereld haar hoofdje in. Zo hoorde en zag ze meer, veel meer dan haar grootmoeder. Ook al liep grootmoeder met opgeheven hoofd door de wereld, trots om zich heen kijkend. Grootmoeder was al lang geen klein meisje meer, dus die mocht dat. Bovendien golden de regels niet voor haar en zij kon het weten want ze had ze zelf bedacht.

Ze liepen door de straten van de hoofdstad. Twee soldaten voorop, dan Anies, dan de vizier en dan de andere soldaten.
Anies zag hoe alle mensen opzij gingen voor de soldaten. Hoe eerbiedig er gebogen werd als de vizier voorbij kwam.
Kijk kijk, dacht ze. In-ter-es-sant!
Op haar wandelingen met grootmoeder waren de mensen nooit opzij gegaan. En eerbiedig waren ze ook niet geweest. Integendeel!
Mensen waren steeds voor hun neus komen staan, om aan grootmoeder te vertellen wat een mooi meisje Anies wel niet was. En dan aaiden ze Anies over haar bol, of ze knepen in haar wang.
Soms eisten ze zelfs een kusje van Anies. En als het vriendinnen van grootmoeder waren, dan moest Anies ze een kusje geven.
En om een of andere reden had grootmoeder alleen maar lelijke ouwe vriendinnen die vies roken. Ze hadden schelle stemmen en lachten als kakelende kippen.
Nee, Anies kon er niet echt verdrietig om zijn dat dáár een einde aan was gekomen.

Tot nu toe beviel het nieuwe leven haar ged.
Maar het was ook pas een kwartier geleden begonnen.
Ze was erg benieuwd hoe het verder zou gaan.

zondag 5 december 2010

Kameel met schuiftrompet

Michael hoorde het stampen van rennende voeten. Zijn eigen voeten. En hij hoorde het gieren van een wilde adem. Zijn eigen adem. En hij hoorde het haastige kloppen van zijn bloed.
Verder hoorde hij niks.
Maar dat wilde niet zeggen dat er ook niks wás. Misschien was de inbreker wel vlak achter hem.
Of misschien rende er wel een kameel achter hem aan, met belletjes aan zijn staart, die op een grote schuiftrompet 'Sinterklaas Kapoentje' speelde. Zou zomaar kunnen. Zou Michael niks van horen.
Daarvoor maakte hij zelf te veel lawaai.

Michael rende en rende, de fabriek uit, het grasveld over, de struiken door, net zo lang tot hij bij de geheime hut kwam. Daar gooide hij zichzelf naar binnen, en hij kwam met zo'n klap neer dat er meteen een stuk van het gras-dak naar beneden viel.
'Wat is er met jou aan de hand?' vroeg Bob.
'Is... Is... Is-ie d'r nog?' hijgde Michael.'K... Komt-ie d'r aan?'
'Wie?' vroeg Deco.
'Inbreker,' stamelde Michael.
'Niks te zien, hoor,' zei Bob. 'Hoewel... wacht eens! Er komt iemand de fabriek uit!'