Commandant Lodewijk keek met ontzag naar de berkenboom. De stam was lang en recht en glad. Bovenin, tussen de blaadjes, zag hij nog net de voeten van Tante Heleen. Blote voeten, met rimpels en met vlekken van de ouderdom.
'Mevrouw Col!' riep Lodewijk. 'Bent u daar?'
'Zie je wel,' zei een brandweerman tegen zijn collega. 'Ik zei het toch. Ik zei dat het mevrouw Col zou zijn. Nou krijg ik vijf euro van je.' Want ze hadden erom gewed. En anderen hadden gewed om twee vijftig, en weer anderen om één euro, of om tien.
Ze hielden wel van een gokje, de brandweermannen.
'Ja,' riep Tante Heleen terug. 'Natuurlijk ben ik hier! Als ik hier weg kon komen, dan had ik jullie niet gebeld.'
Ach ja, dat was ook zo. De grote ladder werd uitgeschoven en commandant Lodewijk klom hoogstpersoonlijk naar boven.
'Zo,' zei hij terwijl hij op een tak ging zitten naast die waar Tante Heleen op zat. 'Weer aan de slaapwandel?
'Daar lijkt het wel op, hè?' zei Tante Heleen. 'Als ik wakker was geweest, was ik niet in een boom geklommen. Wat heb ik hier te zoeken, nietwaar?'
'Inderdaad. En nu we toch vragen aan het stellen zijn: Hoe bent u hier eigenlijk terechtgekomen? Ik zie nergens een ladder of zo iets."
Veelbetekenend keek hij naar beneden.
woensdag 28 juli 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten